4. Bogarde.

Dat was niet aardig wat ik zei, ik wist het meteen. Ik flapte het er ook zo uit, maar ja: zo ben ik nu eenmaal.
Blijft wel het feit dat ik als gastheer op dat moment niet mijn beste beentje voort zette.

Bij de boeking konden we het eigenlijk al wel raden. Ik hoorde Eveline nog zeggen: “Nee, honden zijn bij ons niet welkom.” Leek me een duidelijke zaak. Nee is nee.
Maar bij sommige mensen werkt dat nu eenmaal anders.
Toen de gasten arriveerden was het meteen duidelijk dat die met het woord “nee” niet zoveel kunnen.

Het eerste wat ik zag was niet die aimable mevrouw….nee, het eerste wat ik zag was die hond. Een kleine aartslelijke teckel die luisterde naar de naam Bogarde!
“Goedenmiddag….ai, een hond!”, zoiets zei ik. “Ja,” zei die mevrouw meteen,” maar vreest u niet, de hond slaapt vannnacht in de auto.” Ja,ja….
Een half uur later zie ik een tweede hond het terrein op rennen. Nu gebeurd dat hier wel vaker: honden van de buren die de tuin inrennen, die de oprit onderschijten en honden die in de garage de vuilniszakken openbijten waardoor het uur in de wind stinkt. Maar ook deze hond hoorde bij het gezelschap Bogarde.
Ondertussen zat Bogarde achter Lucy aan en maakte haar het leven zuur. “Boogie kan zo goed met katten opschieten.” zei de mevrouw nog. “Maar Lucy kan niet met honden overweg.” probeerde ik nog. Bogarde had er het schijt aan wat Lucy er allemaal van vond.
Het gezelschap trok echter met zo’n regelmaat de koelkast open in de salon, dat ik er het zwijgen toedeed. Zolang die honden niet binnenzitten…..
Tijdens het diner zaten die honden uiteraard wel binnen, want buiten regende het. “Ach,” zei de jufrouw,”als het maar niet gaat onweren, want daar kan Bogarde niet tegen.”
Ik wilde voorstellen om Bogarde aan te sluiten op een stopcontact, zodat het beest alvast aan een blikseminslag kon wennen. Maar net op dat moment sloeg de bliksem in in Grandmenil. (zie ook: het gat van Belgacom) In de chaos die toen ontstond vergat ik heel Bogarde.

’s Nachts werd ik piekerend wakker. Waar hadden ze nu toch die hond gelaten. Net voor het slapen gaan had ik boven nog een rondje gedaan, in de hoop dat ik gepiep van dat verwende beest zou horen. Maar niets hoor. Zo de waard is, vertrouwt hij zijn gasten, zei mijn innerlijk en ik deed de ogen weer toe.

Bij het afhalen van de bedden ontdekte ik echter toch de handtekening van die harige kwijllap Bogarde: twee vers gedrukte pootafdrukken op mijn smetteloze linnen. Ik was beduveld en besodemieterd.
In het gastenboek stond ook nog een vermelding: vriendelijke groeten van het gezin en tussen haakjes “en Bogarde”.

Nooit, maar dan ook nooit zal ik deze mensen vergeten. Ze betaalden voor een overnachting zoveel geld, dat ik even dacht voor de week al binnen te zijn.
En Bogarde, die vergeet ik ook nooit meer.

Een reactie plaatsen