41. Kermis in Manhay

In onze oude woonplaats Roosendaal waren we gewend om het bezoek aan de kermis in twee delen te splitsen. De kermis daar was te groot om in één keer te lopen met de kinderen. Er werden dus altijd twee dagen uitgetrokken om de draaimolens, vliegtuigjes, touwtrekkramen en andere attracties te bezoeken.
Zo niet in Manhay. Hier ziet de jaarlijkse kermis er overzichtelijk uit, waarbij je je looptempo aan moet passen, want anders mis de hele kermis.
De kermis wordt, uiteraard, altijd gecombineerd met drie dagen feesten, waarbij eten en drinken een waardevol onderdeel van de hele happening zijn.
De kermis is slechts een onderdeel van het hele feest.
Overdag kun je in de feesttent terecht voor hapjes en drankjes en ’s avonds kun je terecht voor hapjes en drankjes, ondersteund met muziek.

Het feit dat kinderactiviteiten hier in de buurt over het algemeen stukken kleiner zijn dan onze kinderen gewend zijn, maakt voor hen niets uit. Als er kermis is, dan is er kermis en daar moeten we dus heen.
Geen twee dagen, een uur is ook goed.
Op maandagnamiddag vertrokken we dus naar het attractiepark, verstopt in het dorp Manhay.
Een broodjeskraam, botsauto’s, een draaimolen, vliegtuigjes, een schietkraam, ballengooien en eendjes vangen. Dat was het. De lezer die nu met gefronste wenkbrauwen leest en denkt dat het wel heel mager is, heeft wellicht gelijk. Wij Nederlanders zijn anders gewend. Als je iets doet, doe je het groot, uitgebreid en overdadig. Het overdadige zit hier in de Ardennen echter op andere punten. Je ontmoet overdadig je dorpsgenoten, bespreekt overdadig de laatste nieuwtjes en daarbij kunnen de kinderen zich uitleven in de botsauto’s.

Het is dus een waardig verschil tussen de Walen en de Nederlanders. Het hoeft allemaal niet zo super, niet zo uitgebreid. Met minder heb je ook een hoop lol.
En zo ook bij Tom en Ben, die zich al helemaal stonden te verkneukelen bij de kraam voor eendjesvangen. Ben wilde een aantal rondjes draaimolen. Weliswaar eenmaal met een licht chagrijnige broer achterin, die eigenlijk te groot wordt voor dat ding. Daarna wat rondjes vliegtuigjes, rondtoeren in de botsauto’s en tenslotte eendjesvangen. Overigens is het bij de botsauto’s niet de bedoeling dat u al te uitbundig inrijdt op uw mede-botsers. Ondergetekende wist dat niet, dus die reed op z’n oud Hollands hard in op de anderen, wat in één geval een behoorlijke kwaaie kop als resultaat had.

Het principe bij eendjesvangen is hetzelfde als in Nederland: u betaalt een bedrag, waarbij meteen vaststaat welke prijzen erbij horen. Iets wat ik nog steeds jammer vind. Onder de eendjes staan allerlei nummers: het totaal bij elkaar opgeteld is een groep prijzen waard. Dus: wellicht ook wel een en prijs die in de dure regionen thuis hoort. Nu is het doelloos de beesten uit het water vissen en een “cadeau” uitzoeken. In feite is het natuurlijk een koopkraam: je geeft geld en koopt de rotzooi die je wilt hebben. Maar goed, ik kan me ook wel voorstellen dat als je de hele dag alle nummers onder de eendjes bij elkaar moet optellen, (“Ik pak even m’n rekenmachine….”) de lol er ook snel van af is.

Terwijl de kinderen in de vliegtuigen zaten, bekeek ik het hele plaatje eens. Het zag er vrolijk uit (met uitzondering van de meneer van de draaimolens, die er kennelijk helemaal geen zin in had.), er heerste rust, ondanks de muziek. De kinderen hadden pret, ouders stonden in groepjes met elkaar te praten. Het was goed zo. Het hoeft niet altijd groot te zijn om het leuk te maken. En dat was dan wel de leerles voor die dag: klein is ook leuk.

Gepubliceerd op 6 juni 2009

Een reactie plaatsen