In de Ardennen stikt het de moord van de rommelmarkten.
Indien u een lezer bent met een Nederlandse achtergrond: bij het woord “rommelmarkt” denkt u mogelijk aan al die oude meuk die op Koninginnedag voor een habbekrats te koop wordt aangeboden, variërend van een hoofdloze barbiepop, tot de sprei van tante Annie die net overleden is.
Als Vlaamse lezer denkt u wellicht aan de Europahallen in Westmalle, waar de hamburger- en frietlucht zo dik is, dat een zuurtstof apparaat nodig is om het einde te halen. En aan het einde concludeert u dat het gros van de handelaren veel te veel vraagt voor de spullen.
In Wallonië heb je nog echte rommelmarkten. Eigenlijk is het woord rommelmarkt verkeerd, men noemt het hier Brocante.Op de brocante wordt over het algemeen kwaliteit geboden. Geen kapotte ouwe troep, maar leuke hebbedingen en voor een leuke prijs. Ik ben er helemaal kwijt van en bezoek er graag zoveel mogelijk. Zeker in het hoogseizoen: dan struikel je zo van de ene naar de andere brocante. Lekker snuffelen en op zoek naar niets. Als je dan toch wat vindt is het mooi meegenomen.
Onze kinderen zijn er ook gek op. Ze zijn altijd op zoek naar mooie dingen, ofwel tweedehands speelgoed wat er als nieuw uitziet.
Ben is een meesteronderhandelaar. Of het nu zijn onschuldige gezicht is of zijn keiharde onderhandelen, ik weet het niet. Geef dat ventje een euro mee en hij komt met heel veel terug. Een tweehands autootje kost hier een euro. Hij komt er altijd met minimaal vijf terug. Een behoorlijke winst, zou ik denken.
Een tijd terug waren we in Montleban, een ver weggestopt gehucht, maar wel een grote brocante. Ben had een houten indianendorp zien staan, zo een waar ik vroeger zelf nog mee gespeeld heb. En Ben wilde die heel graag hebben. Maar de meneer had er een prijskaartje bijgezet waar “15 euro” op stond. En Ben had slechts 5 euro uit zijn spaarpot gehaald. En Ben had onderweg al een aantal auto’s gekocht, waardoor hij nog maar 3 euro over had.
Hij had aan de verkoper al gevraagd wat het dorp moest kosten, in de hoop dat de man in zijn onschuldige ogen zou trappen. maar dat werkte niet. En dus liep Ben, met een stoïcijns gezicht, weg bij de kraam.
Maar terwijl wij van kraam naar kraam gingen zag je hem nadenken. Ben, toen nog zes jaar, was niet van plan om het gehucht zonder indianendorp te verlaten. Hij vroeg of ik niet met de verkoper wilde praten. Dat leek mij geen goed idee: ik heb niet van die onschuldige ogen en liegen kan ik al helemaal niet…. Hij moest het zelf gaan regelen.
Dus belandde Ben uiteindelijk weer voor de kraam van de man. Ben meldde dat hij nog drie euro had en dat hij voor dat bedrag graag het indianendorp wilde kopen. De man keek naar Ben en begon uit te leggen dat het indianendorp echt antiek was en zelfs zeldzaam. Ben herhaalde gewoon zijn vraag: kon hij het dorp voor drie euro kopen? Weer begon de man te vertellen, dat het een oud dorp was, zeker 35 jaar oud. Ben luisterde aandachtig. “Ja, maar mag ik het nou voor drie euro kopen?”
De man probeerde het nog een keer: Het was een antiek, handgemaakt dorp, al heel oud, niet meer te krijgen.
Ben liet zijn portemonnee zien. “Mag ik het dan voor drie euro kopen?”
De man, die al te lang met Ben stond te kletsen, zag wat potentiële klanten weglopen. De man zuchtte eens diep, pakte de drie euro en gaf de volle doos met oud, handgemaakt speelgoed aan Ben.
En weer verliet een tevreden klant de brocante van Montleban, terwijl zijn ouders gierend van het lachen achter hem aanliepen.
18 juli 2010