Ik ben eigenlijk voor maar weinig dingen bang. Waar ik wel bang voor ben is het “parc de conteneur”…..
Je moet ergens heen met het afval wat jezelf en de gasten produceren. Alles meegeven met de vuilophaaldienst is duur hier in Grandmenil: de vuilniszakken kosten een euro per stuk, dus je laat het wel uit je hoofd om daar alles in te stoppen. En dus verzamelen wij en scheiden wij zo veel mogelijk ons afval. En dan ga je na een week of twee met al je zooi naar het afvalpark.
Het park ligt net buiten het dorp, verdwaald tussen wat weilanden en een stuk bos. Het lijkt alsof iemand het zomaar heeft neergegooid: tientallen afvalbakken, een aantal containers, lege flessen bakken en wat afvalemmers. En……twee beheerders.
Vandaag moest ik weer: een hele auto vol lege flessen (bedankt Frank!), lege pakken melk, papier, karton, etc. Bij het naderen van het park werd ik al zenuwachtig. Want daar zou ik weer opgewacht worden door die mannen. Die mannen met een lage vooropleiding, met een saaie baan, maar met een machtswellust…..!
Voorzichtig reed ik het park op, keek of ik ze nergens zag en parkeerde de auto. Een boos getoeter achter mij, zorgde ervoor dat ik de auto snel aan de kant zette. Een woest blik van een bestuurder met een aanhanger vol gras was het gevolg. Ik maakte een schouderophalend gebaar, op z’n Waals…”kan ik er wat aan doen.”
De blik volgde mij en toen zag ik het pas: het was de conteneur zelf. Een lekker begin….
De mannen van het park zorgen ervoor dat iedereen zijn afval netjes blijft scheiden. En o-wee als je het in je botte kop haalt om een stukje afval in de verkeerde bak te gooien: dan ben je de pineut en wordt je ten overstaan van alle bezoekers aan de afval-schandpaal genageld.
Ik heb inmiddels geleerd te vragen waar dingen moeten als ik het niet weet. Meesmuilend en gnuivend vertelt de conteneur mij dan waar het heen moet. Vandaag had ik piepschuim bij me: weet ik veel waar dat moet…. De conteneur hield mij scherp in de gaten, ik had tenslotte mijn auto verkeerd geparkeerd… Als een vos sloop hij rond op het terrein, in de hoop dat ik iets fout zou doen. Toen het tijd was voor het piepschuim, vroeg ik hem waar dat moest. Maar ik kende het woord piepschuim natuurlijk niet. Dus stond ik wat te hakkelen en te stotteren en te wijzen naar mijn lading. Minachtend keek de conteneur mij aan: hij noemde het woord in het Waals. Ik begon me steeds meer als randdebiel te gedragen. Lachend verteld eik hem dat dat in het Nederlands “Piepschuim” was. Donker keek hij mij aan. Ik herhaalde het nog eens. De conteneur maakte een wegwerpgebaar en liep gierend van het lachen weg, terwiijl hij “piepschuim” liep te krijsen over het terrein. Ik zag een paar andere bezoekers angstig wegduiken.
Als laatste kwam er nog een bus carbolineum uit de auto. De doodskop op de bus vertelde mij dat die niet zomaar bij het restafval mocht. Ik overwoog om ‘m ergens stiekum neer te zetten. Maar de conteneur hield mij nog steeds in de gaten. Met bibberknieën liep ik zijn kantoortje in. “Uh….waar kan ik de carbo…carbolino….carlibo….”. Hij keek me bestraffend aan ”Carbolineum, die moet daar.”, hij wees met een vieze wijsvinger naar buiten.
Ik droop af, zette het busje weg en liep naar de auto.
“Au revoir,” riep hij vanuit het kantoor, “monsieur carbo-carli-oboneum.” Gierend van het lachen trok hij zich weer terug in zijn kantoor.
De volgende keer gaat Eveline maar….met een minirok en een diep decolleté.
Dat zal deze machtwellusteling wel rustig krijgen…
Gepubliceerd op: 23 augustus 2008