81. Een vreemd geluid.

Het was zo’n droomzomeravond. Prachtig weer, de koele bries die de zonnewarmte verkoelde en een volle tent met gasten.
Het driegangen diner was bij de gasten goed bevallen. Soep vooraf, een pastamaaltijd met twee sauzen en een heerlijk ijsje met verse warme vruchten.
Ik was aan het afruimen, terwijl de Buena Vista Social Club nogmaals een prachtig nummer inzette.

In het hoogseizoen is het altijd heel druk in onze bed and breakfast. Het is een komen en gaan van gasten. En tijdens de mooie zomeravonden kunnen de gasten buiten van hun diner genieten. Uitkijkend over de tuin, waar de vogels kwetteren, de kinderen nog wat laatste halbrekende toeren op de trampoline uithalen en waar de eerste sterren zich laten zien.

Het was al aan het schemeren tot Erik, een van de kinderen van onze gasten, voor me stond. Zijn ogen waren groot en hij hijgde licht. “Ik heb een heel eng geluid gehoord!” Ik pakte nog wat laatste glazen en zette die op het dienblad. “Oh, wat voor geluid heb je dan gehoord?”, vroeg ik rustig.
Erik zocht naar woorden om het geluid te omschrijven. Maar dat lukte niet. “Ik weet het niet, want ik heb het nog nooit eerder gehoord.”, zei hij. Ik spitste mijn oren. Was het het brandalarm (dat levert bij ons altijd stress op), was het een constante tik van een lekkende waterleiding….
Erik liep naar de achterdeuren en wees naar buiten. “Het komt daar ergens vandaan.”
Ik liep naar de openslaande tuindeuren en luisterde. Ik hoorde niets, op wat vogels na. Een auto reed over de rotonde. Ik keek naar Erik, maar die schudde zijn hoofd. Nee, dat was het ook niet.

Ik liep terug naar binnen en ging op zoek naar Eveline. Misschien kon die helpen. Eveline was in de garage en ik legde het probleem uit. Erik stond ons op te wachten in de ontbijtkamer en liep meteen terug naar de tuindeuren toen hij ons zag aankomen.
Met ingehouden adem luisterden we alle drie naar de avondgeluiden.
“Daar!”, fluisterde Erik, “daar hoor ik het!”
Ik vreesde even te maken te hebben met een kind dat mij vreselijk voor de gek stond te houden. Ik hoorde niets vreemds.
Eveline keek hem aan. “Bedoel je dat geluid”, zei ze terwijl ze haar vinger ophief.
Ik stond daar nog steeds voor Jan Joker te luisteren. Ik hoorde geen enkel vreemd geluid buiten.

“Ja!”, riep Erik. Dat is het. “Dat geluid!”. Hij wees in de richting van de rotonde.
Verbaasd keek ik naar Eveline, die moeite had haar lachen in te houden.
“Erik…., dat zijn koeien.”

Ik zal die blik in de ogen van Erik nooit vergeten. Die meewarigheid van een stadsjongen, die onder de rook van Schiphol woonde en het buitenleven niet kende.

Maar goed, de volgende keer dat ik buiten sta met iemand die zich afvraagt wat hij of zij nu hoort, zal ik dus buiten mijn eigen referentiekader moeten kijken.

28 mei 2013

Een reactie plaatsen