61. Sneeuw.

Het blijft gewoon een prachtig zicht: sneeuw in en rondom Grandmenil. Witte wegen, een witte tuin. En met sneeuwbanden heb je nergens last van, dus de supermarkt en bakker zijn gewoon te bereiken.

Terwijl het Nederlands verkeer helemaal plat lag, lag er hier in december slechts een paar centimeter. De echte sneeuw kwam pas eind januari goed opzetten.
Het begon met poedersneeuw. Twee dagen lang van die mini vlokken. Er viel toch genoeg om een mooie laag te vormen. Daarna begon het pas echt goed te sneeuwen. Binnen twee dagen viel er 40 centimeter. Genoeg om een iglo voor de jongens te bouwen, waar ze met z’n tweeën in konden.
En het bleef sneeuwen. De border en de stenen trap verdween bijna geheel onder de sneeuw. Sleeën was er niet meer bij: je zakte met de slee zo door de laag sneeuw heen.


Sneeuwruimen deed ik twee keer per dag, zodat de gasten in ieder geval zonder glijpartijen binnen konden komen.
Vastgelopen auto’s van gasten vooruit duwen werd een hobby. Met zomerbanden gleden ze alle kanten uit.
Maar er kwam ook een moment dat de sneeuw richting overlast ging. IJspegels van een meter lang. Lange ijspegels aan de druivenplant, waardoor die bijna bezweek. En een naaldboom begaf het onder een lading sneeuw en kon worden afgeschreven als kachelhout.

Mijn laarzen waren niet hoog genoeg om de houtschuur en jachthut te bereiken dus groef ik meerdere wandelpaden.
En al die tijd bleef het sneeuwen.
Dagelijks kwamen de sneeuwruimers voorbij. De sneeuw moest van de doorgaande weg en belandde dan op je oprit, de parking en de trapopgang. Je bleef scheppen. In de voortuin en aan de kant van de weg lagen heuvels van anderhalve meter sneeuw. Een geweldig gezicht.

Een wandeling door de heuvels zat er even niet in: je kwam simpelweg de helling niet op om dat binnen de kortste keren je laarzen vol sneeuw zaten. Mijn sneeuwschep scheurde onder het gewicht van de sneeuw. Er moest een nieuwe komen. Maar overal waren ze uitverkocht. Uiteindelijk vond ik er een in Aywaille.

De weg Tussen Baraque de Fraiture werd verlamd door dertig kilometer aan vrachtwagens die de helling niet meer af konden. In Houffalize werd de noodtoestand uitgeroepen omdat al het verkeer vast stond. We hadden een noodboeking: een Nederlander die naar Arlon moest, maar niet meer verder kwam.
Ellende, zo leek het. Maar het bleef een magnifiek gezicht: al die sneeuw!

En ineens was het over. Het stopte met sneeuwen, het kwik steeg binnen een uur tot ver boven nul en de sneeuw zakte als een plumpudding in elkaar. De weg leek de dag erop meer op een kleine rivier dan op een weg. Ik kon weer ongestoord naar de jachthut lopen, ik kon weer naar de houtopslag. En toch mistte ik die sneeuwbuien. Die koude, winterse neerslag waar ze in Nederland inmiddels schoon genoeg van hadden.
Door de inzakkende sneeuw werd sleeën weer mogelijk. Tijdens de gymles namen de kinderen hun slee mee en vertrokken met de hele klas naar de heuvel in de buurt om daar wedstrijden te sleeën.

De laag zakte steeds verder in, de wegen waren helemaal sneeuwvrij en er restte slechts nog een aantal flinke heuvels sneeuw in de voortuin, het gras kwam voorzichtig boven de sneeuw.
Jammer, einde van de sneeuwperiode. Maar ik was te vroeg: een paar dagen later begon het opnieuw. Dikke vlokken, afgewisseld met stuifsneeuw. De harde wind verraadde dat er nog meer aan kwam. En zo was het. Er kwam meer en meer.

Tevreden keek ik ’s avonds uit het raam. Genietend van al die witte dwarrelende vlokken.

Ik wist dat ik weer moest gaan sneeuwruimen, ik wist dat ik gasten weer op weg moest helpen. Maar ik vond het goed. Laat die winter maar goed koud zijn. Een koude winter is een belofte voor een goede zomer.

28 maart 2010

Een reactie plaatsen