93. Ode aan de bakker

93. Ode aan de bakker

Een paar jaar geleden zaten er twee bakkers in buurtdorp Manhay. Zo ongeveer naast elkaar, met een huis en een kapelletje ertussen. Over concurreren gesproken….
Bij allebei was regelmatig gedoe over leveringen, oude broodjes, puinhoop in de bakkerij, onverwachte sluitingsdagen en nog meer van die dingen. Maar van de een op de andere dag sloot een van de bakkers de deuren. Ik was verplicht naar de andere bakker te gaan. Op zich niet erg, die had ook wel goed brood, maar het was dan wel de bakker waar de puinhoop het grootst was. Als je binnenkwam stond het brood nog in de aanleverbakken en was het altijd een ware zoektocht naar waar de broodjes en croissants zich bevonden.
Tot op een dag er weer een bakker werd geopend in het andere pand. Ik besloot toch bij mijn eigen bakker te blijven. Maar tot mijn grote schrik sloot ook die van de een op de andere dag de deuren. Op de deur prijkte een bord “Ik ben met vakantie”. Maar ik heb hem nooit meer gezien en ik werd alsnog verplicht naar de ander te gaan. Met wat vallen en opstaan werd deze bakker steeds beter en er viel goede afspraken te maken. Op een ochtend hing er een bord  “A Vendre” aan de gevel.
Met lichte paniek betrad ik het pand en vroeg wat er aan de hand was.  De bakkersvrouw vertelde me dat de huiseigenaar de hele zaak te koop had gezet.
Maar dat zou betekenen dat er straks geen bakker meer in Manhay zat. En de dichtstbijzijnde bevindt zich dan in Erezée. Toch wel een stukje rijden op de vroege ochtend.
De bakkersvrouw maakte het welbekende “Je m’en fou” gebaar (“Het interesseert mij niet”) en hervatte haar werkzaamheden.
Maar, kennelijk was deze bakkersvrouw iets meer geïnteresseerd dan ik dacht. Want zo’n jaar later hing er ineens een bord in de bakker met de mededeling dat de zaak zou verhuizen naar de overkant.
Nieuwsgierig stak ik de weg over, op zoek naar de nieuwe bakkerij. En inderdaad: er werd druk verbouwd. Een paar maanden later ging “L’amie de Pain” open. Trots was ik, op de bakkersvrouw, haar moeder, man en dochter die regelmatig hielpen. Je kon er nu zelfs zitten en een bak koffie bestellen. Een prachtzaak, een aanwinst voor de gemeente!

Over de bezoeken aan de bakkers valt een hoop te schrijven. En dan niet zo zeer over de bakkers zelf, maar zeker wel over de bezoekers.
Over het algemeen valt er altijd wel een hoop te lachen met schreeuwende ‘Ollanders, die denken dat de bakkersvrouw hen beter begrijpt als ze hard gaan roepen. Druk gebarend lopen ze op en neer bij de vitrine “Nee die-hieeee!!”. Als het wat drukker is, wordt er vanuit die hoek altijd het eerste gemopperd dat het allemaal wel heel erg lang duurt. Maar hé, een bezoek aan de bakker is hier ook een sociale aangelegenheid. Gezellig een beetje bij kletsen, het laatste nieuws en het weer bespreken.
Ook de Vlamingen kunnen er wat van. Het gros van de Vlaamse toeristen heeft ergens een klein geldbuideltje verstopt met een hoop kleingeld erin, zodat er toch vooral gepast betaald kan worden. Het zoeken naar de juiste hoeveelheid muntjes duurt een eeuwigheid en de rest van de klanten staat er zuchtend en steunend bij (waarbij je nu al weet wat de ‘Ollandse reactie is). En Duitsers? Die zijn gewoon efficiënt: lopen de bakker in, bestellen, betalen en zijn weer weg.
Een van de vaste klanten is een dame die op zondag altijd alle tijd neemt om brood en gebak uit te zoeken voor de hele week, rustig keuvelend de week doorneemt met andere klanten. Het duurt zelfs mij te lang. Ik heb inmiddels geleerd om hoe laat ze komt, dus ben ik haar tegenwoordig voor. Zo ook deze ochtend. Ik was wat laat en zag haar wagen net het parkeerterrein op draaien. Met een  flinke peut gas zwierde ik de auto het terrein op en trok een haastig sprintje om haar toch voor te zijn.
Sinds het zitje in de bakker, trekt de winkel ook andere klanten aan. Het plaatselijke café lijkt immer geopend te zijn en de laatste (of waren het de eerste?) klanten belanden zo nu en dan bij de bakker binnen. Straalbezopen, hangend aan een tafeltje met een kop koffie en croissant, kermend dat ze nooit meer alcohol zullen drinken en het leven toch wel zwaar valt. Het eerste wordt altijd bevestigd  als een zeer goed idee door de aanwezigen.
Enige tijd geleden trof ik er een groepje Vlaamse kinderen aan, die braaf hun bestelling deden. Er was in geen velden of wegen een volwassene te zien en ik vroeg hen waar ze vandaan kwamen. Bleken ze te voet vanaf een buurdorp te zijn gekomen, langs een veel te drukke weg. Op mijn vraag waar papa en mama dan waren, werd wat hortend en stotend geantwoord: die lagen nog op bed na een lange nacht slempen en hadden de kinders vooraf opgedragen voor het ontbijt te zorgen. Ik heb ze voor de deur af gezet, hopend dat pa en ma er een paar nachten van wakker hebben gelegen: Hun bloedjes, die zomaar bij een vreemde meneer waren ingestapt….
In de zomer heb je de scouting. Niet alleen wij hebben er minder mee (vertel ik later wel),  de bakkersvrouw ook. De gigantische bestellingen zijn leuk voor de inkomsten, maar het is gigantisch veel werk om het allemaal voor elkaar te krijgen.
En dan hebben we hebben we nog een Waalse meneer, die ik het liefst ontloop. De beste man stond een aantal keren vol overtuiging zijn algehele aversie tegen ‘Ollanders te verkondigen. De wijze waarop hij het zei, deed een eventuele discussie nogal doodslaan, dus heb ik wijselijk mijn mond gehouden en wat schaapachtig staan lachen, terwijl de bakkersvrouw mij wat grijnzend aan  stond te kijken.
De bakker. Een van de sociale middelpunten van onze minimaatschappij in de Ardennen.
Ik houd er van.

1 gedachte over “93. Ode aan de bakker

Een reactie plaatsen