Column nummer 100 had over van alles kunnen gaan. Er is nog zoveel op te schrijven. Maar ik koos voor deze jubileumcolumn voor de poort tot de Ardennen, het laatste bastion voordat je het achterland inrijdt: Luik. Of Liège, zoals ze hier zeggen. Of Luttich, zoals de Oosterburen zeggen.
Een liefdesverklaring aan een schitterende stad.
Al die mensen die steeds bij binnenkomst in de B&B zeggen dat Liège/Luik/Luttich een vieze stinkstad is, hebben allemaal ongelijk.
Allemaal?
Ja, allemaal.
De stad die bekend staat om zijn steenkool-, metaal- en wapenindustrie. De stad die niet een, maar twee keer werd geraakt door een terroristische aanslag. De stad met zijn talloze werklozen, de smeltkroes van zovele culturen, viezigheid op straat, etc, etc, etc.
Vroeger (ahum) hoorde ook ik bij de groep die Liège vermeed als de pest, want vies, goor, zwart van de roet en ongezellig. Dat had ik namelijk gezien toen ik naar Maastricht moest.
Totdat er op een gegeven moment geen andere mogelijkheid meer was om er toch een keer echt heen te gaan. (Waarbij ik vergeten ben wat dan die o-zo-dringende-reden ook weer was….)
Het was echter liefde op het eerste gezicht.
Achter die doorgaande weg, de A25, van de Ardennen naar Maastricht bleek iets totaal anders schuil te gaan. Niet alleen de toeristische trekpleisters, zoals de wereldberoemde Montagne de Bueren, het Aquarium Museum, de Place st. Lambert, het Paleis, het prachtige station Guillemins en de schitterende Cathédrale Saint-Paul de Liège bleken de moeite waard!
Gedurende onze bezoeken wilde we dieper en dieper Liège induiken. De schitterende musea, monumenten, pleinen en smalle straatjes. De talloze activiteiten, zoals kerstmarkten, bierproeverijen, brocantes, kermissen, tentoonstellingen, muziekfestijns, etc, etc. Het is een eindeloze stroom om het leven te vieren. De Liégois lijkt iedere gelegenheid aan te grijpen om het leven te vieren en het liefst met zoveel andere Liégoises mogelijk. De smeltkroes van culturen proef je bijna letterlijk als je van wijk naar wijk trekt. Als buitenstaander ben je net zo hartelijk welkom in Jean-Claude zijn brasserietje met oude meuk voor het raam als bij het restaurant Le Rivoli van een Turks koppel, die ons overheerlijke kip en salades serveerden.
Met Nieuwjaarsdag belandden we in Liège, omdat we de Kerstmarkt wilden bezoeken. Hilarisch: heel Luik is op Nieuwjaarsdag zo ongeveer dicht. Behalve een paar restaurants. Alle Luikenaren vieren dan het nieuwe jaar. Gelukkig vonden we een restaurant met plaats voor 6 man en leerden we dat er op die nieuwe dag van het jaar traditioneel choucroute (zuurkool) met diverse soorten vlees wordt gegeten. Een traditie die we nu zelf ook ieder jaar voortzetten.
Plompverloren voelde ik me in het begin, als zoon Tom naar drumles, ergens midden in Luik in de buurt van de la Citadelle (ziekenhuis) gebracht moest worden en ik maar wat bleef hangen in de keuken van de leraar. Tot ik ontdekte dat in die straten rondom wel heel veel te zien was.
Liège heeft een oude cultuur, waarbij stevige wortels met, onder andere, Maastricht nog steeds volop zichtbaar zijn. Reden te meer om de musea in te duiken en die cultuur op te snuiven.
In de tweede wereldoorlog was Luik regelmatig slachtoffer van bombardementen met V-1’s en V-2’s waarbij maar liefst ruim 1200 slachtoffers vielen. Toen ook de geallieerden de stad onder vuur namen, waren de bewoners op z’n minst gezegd diep ongelukkig. Uit de ramen werden lakens gehangen met allerlei, niet positief bedoelde, boodschappen, gericht aan de piloten.
Liège was vaker onderwerp van strijdtoneel. Zichtbaar zijn nog steeds de vele forten die om Luik liggen, alsmede het voor het publiek toegankelijke Fort de Chartreuse. De stad heeft nog steeds vele monumenten voor dat strijdtoneel, waarbij de eerste en de tweede wereldoorlog het duidelijkst vertegenwoordigd is.
De ineenstorting van de Steenkool- en staalindustrie heeft een zwaar beroep gedaan op de flexibiliteit van de Liégoises. Hoge werkloosheid binnen de vele culturen heeft de stad doen zuchten. Maar de Luikenaar blijft optimistisch en blijft het leven vieren, wat voor ons een absoluut leerpunt was. Hard werken is goed, maar feest vieren is nog veel beter.
Naast al die vele bezienswaardigheden aan musea, monumenten, kerken, blijft het door de straatjes slenteren, een terrasje pakken, een hapje eten, onze grootste hobby. Want dan kom je in contact met de Luikenaar.
Helaas sloot een van onze favoriete restaurantjes, waar we ook maar 1 maal hebben gegeten, haar deuren: Het ei-restaurant “L’Œuf au Plat”. Het restaurant, gelegen aan de La Batte en aan de Maas, werd gerund door een stokoud mannetje die nog steeds vol plezier zijn gerechten serveerde. Als je wilde, kon je een prachtig ouderwets driegangen diner bestellen. Bij iedere gang kreeg je een glaasje jenever. En uiteraard zat er bij ieder gerecht iets met ei. Je moest er wel de tijd voor hebben, want het duurde wel even voor de hele handel op tafel, inclusief Perzsch kleedje, stond. Onze Amerikaanse vriend, Frank, wilde na zijn eerste bezoek, het jaar erop ook weer daar gaan eten. Tot onze grote schrik was het echter gesloten. Een paar maanden later probeerden we het opnieuw, tevergeefs. Kennelijk was de eigenaar eindelijk gaan genieten van zijn welverdiende pensioen. Een iconisch restaurant aan de Maas was niet meer.
De broers Vincent, Maarten en zus Sis van Rossem bezochten Luik met hun programma “Hier zijn de van Rossems” in 2018 en konden ook niet anders concluderen dat Luik een schitterende opleving heeft gemaakt, waarbij oude en nieuwe architectuur prachtig naast elkaar kunnen bestaan.
Het is zeker de moeite waard om die drie mopperaars eens terug te bekijken.
Is er dan niets negatiefs over Luik te zeggen?
Jawel. Die doorgaande weg door Luik in de richting van Maastricht is en blijft oerlelijk. Een foutje van de Luikenaars? Een dolgedraaide architect? Maar zich er echt om bekommeren….dat doen ze niet. Er moet eerst wat gevierd worden, wat het ook moge zijn. En wij vieren mee.
Tot slot: De Liegois maakten ergens in mei 2014 een videoclipje, waarbij de Luikenaar uitstekend geportretteerd werd: al die verschillende mensen in een grote stad, het voelt nogal eens aan als een veel te klein blik, volgepropt met Sardines.
“Ha! Qu’est-ce qu’on est serré, au fond de cette boite, Chantent les sardines, chantent les sardines.”, zingen les Liegois.
En wij zingen mee. (videoclip onder de foto’s!)
![100. Liege Luttich Luik](https://www.botemps-verhalen.be/wp-content/uploads/2019/05/place-du-theatre.jpg)